Lezing Kick Bras over Christelijke meditatie 28 september 2024

Posted on

De aanleiding voor deze lezing is mijn in het voorjaar verschenen boek Christelijke meditatie. Daarin heb ik in grote lijnen de geschiedenis geschreven van de christelijke meditatie door de eeuwen heen. Maar ik kom uiteindelijk uit bij christelijke meditatie in onze eigen tijd.. Als je je met christelijke meditatie bezighoudt, is het goed om iets van die geschiedenis te weten. Om je te realiseren in welke traditie je staat. Om ook iets te leren van de ervaringen van vele generaties. Ik wil voor nu vooral de nadruk leggen op de verhouding tussen meditatie en contemplatie. En ik zou als uitdagende stelling willen poneren dat Vacare meer een meditatieve beweging is en de WCCM een meer contemplatieve beweging. Jullie moeten zelf maar concluderen in hoeverre die stelling juist is.

Mijn boek begint bij de meditatie zoals die in de joodse bijbel en traditie tot ons is gekomen. Al voor onze jaartelling was het de gewoonte in joodse kring om teksten uit de Bijbel en later, uit de Talmoed, hardop te reciteren. Mediteren betekent dus, gezien vanuit deze joodse wortels: je de betekenis van heilige teksten eigen maken door ze hardop te reciteren. Ik laat in mijn boek zien hoe deze manier van mediteren overgenomen werd door de christelijke kluizenaars in de woestijn. Mediteren bij de woestijnvaders en woestijnmoeders was het voortdurend reciteren van de Psalmen en van het Evangelie. Ze deden dat vaak uit het hoofd, want ze hadden zich deze teksten helemaal eigen gemaakt. Hun meditatie bestond dus uit het reciteren van Bijbelwoorden. Het reciteren van de Bijbel werd gezien als een machtig wapen tegen de demonen die in de woestijn huizen en die begeerten en angsten in je hart willen zaaien. De Bijbelwoorden gaven moed en inspiratie. Ze bevrijdden de gedachten van obsessies en angsten en werkten helend in op de geesten van de monniken. Ze streefden op deze manier naar innerlijke vrede, zodat ze met een sereen hart God onder ogen konden komen. Soms waren weinig woorden genoeg, die steeds herhaald konden worden. Een Psalmwoord: ‘Heer, haast u mij te helpen’ (Ps. 40, 14).  Of het bekende: ‘Heer Jezus Christus, zoon van God, ontferm u over mij.’  Het grote ideaal was het voortdurende gebed, het voortdurende besef in de nabijheid van de Heer te leven. Soms werden ze dan gegrepen door een innerlijk vuur. Ik citeer een uitspraak van abt Isaäk:

‘Dit gaat alle menselijk voelen te boven; er is geen enkel stemgeluid of beweging van de tong of uitspraak van woorden meer te onderscheiden. De geest drukt het niet uit in enge, menselijke bewoording, maar door een hemels licht overstraald, in een totale concentratie, laat hij het stromen als een overrijke bron en stort het uit voor God op een onuitsprekelijke manier’.

Hier zien we al in de vierde eeuw dat de joodse wijze van mediteren door het reciteren van heilige teksten wordt verbonden met een meer verstild of ook wel extatisch opgaan in God. Het zijn momenten waarin je niet langer met woorden bidt, omdat je Gods nabijheid ervaart en daar zijn geen woorden voor. Je kunt dit niet zelf oproepen, ook al mediteer je nog zo intens. Het is een geschenk van Boven, dat God geeft wanneer Hij wil. Dit wordt door de geleerde woestijnvader Evagrius van Pontus contemplatie genoemd. En je krijgt bij hem al de indruk dat deze contemplatie ook meer kan inhouden dan een vluchtig moment van extase. Maar dat het voor hen die gevorderd zijn op de geestelijke weg ook een sfeer is waarin zij langer vertoeven. Overigens vind ook hij, dat deze contemplatie het beste kan worden voorbereid door het reciteren van Psalmen.

Zo gaan in de ontwikkeling van de christelijke meditatie die twee begrippen meditatie en contemplatie een rol spelen. De meditatie als het reciteren van Bijbelgedeelten, vooral de Psalmen, vindt natuurlijk plaats in het getijdengebed in de kloosters. Maar ook in de tijden van persoonlijke meditatie blijft  het lezen en overwegen van teksten het uitgangspunt. Soms kun je dan overvallen worden door een plotseling besef van goddelijke nabijheid. Dan valt je lezing en gebed stil. Maar deze momenten van verrukking worden afgewisseld door perioden van geestelijke dorheid en het ervaren van Gods afwezigheid. Alleen door trouw te blijven mediteren en jezelf te voeden met de geestelijke bronnen kun je weer ontvankelijk worden voor de ervaring van Gods aanwezigheid. Deze geestelijke discipline wordt lectio divina genoemd en Guigo II de Kartuizer schreef daar een prachtige tekst over die door onze vroegere voorzitter Jos de Heer schitterend is vertaald en becommentarieerd.

Meditatie is dus het woord voor het in je opnemen van de betekenis van teksten, vooral uit de Bijbel, maar ook wel kerkvaderteksten. En contemplatie is het woord voor waar het bij mediteren eigenlijk om gaat: vertrouwelijk te vertoeven in Gods nabijheid. In de loop van de Middeleeuwen werden de kloosterlingen met steeds subtieler meditatieoefeningen geconfronteerd. Er ontwikkelde zich een heel scala van innerlijke oefeningen, waarbij niet alleen teksten, maar ook beelden een rol gingen spelen. Letterlijk, beelden die in de kerk of in de kloostercel stonden of hingen, of die als afbeeldingen in gebedenboeken stonden. Maar ook innerlijke beelden. Bijvoorbeeld doordat je op vrijdag jezelf voorstelde hoe het was op Golgotha, toen Christus gekruisigd was. Je kon allerlei details daarvan je voor de geest halen en daar dan devotie uit putten. Meditatie werd een hele weg van je inleven in teksten en beelden. En daar kwam een reactie op. We zien dat met name in enkele geschriften van een anonieme Engelse kartuizer. Het meest bekend is zijn boekje: ‘De Wolk van niet weten’. Het is heel persoonlijk gericht aan iemand die om raad vraagt. De schrijver wil hem een weg wijzen naar contemplatie, een eenvoudige weg. Die niet alleen voor kloosterlingen, maar ook voor leken te doen is. Hij gaat ervan uit, dat degene die hij begeleidt, vertrouwd is met lectio divina en ook met de meer gevoelige en beeldrijke meditatie over het lijden, sterven en de opstanding van Christus. Ook zal deze kartuizer zich blijven voegen in het ritme van werken en persoonlijk en gemeenschappelijk gebed van zijn orde. Maar wat hij hem voor zijn persoonlijke tijden van gebed en meditatie wil aanraden is de cultivering van wat we zouden kunnen noemen contemplatief gebed.  Alleen dit is in staat door te dringen in de wolk van niet-weten waarin het goddelijk mysterie zich hult. Hij raadt hem dan aan om te mediteren, te bidden, door het herhalen van een woord, bijvoorbeeld Love. Alle gedachten, zorgen, methoden, innerlijke beelden moet je dus vergeten, om je alleen maar met verlangende liefde op God te concentreren. Dan zal Gods genade je verlichten en jou met Zichzelf verenigen. Hier zien we een methodische weg van bidden met een gebedswoord, wat we ook wel mantragebed noemen, als de beste voorbereiding op het geschenk van contemplatie.

Een volgende ontwikkeling was, dat de grote mystici Teresa van Avila en Jan van het Kruis de meditatie door middel van het overwegen van teksten en innerlijke beelden zagen als een stadium op de geestelijke weg. Als je op die weg groeide en je ontwikkelde, dan verloor je op den duur de lust in zulke vormen van mediteren. En dat is een teken, dat God je wil leiden naar contemplatie. Dat is een geesteshouding die gezuiverd is van allerlei denkbeelden, illusies, extatische verschijnselen. Je wordt leeggemaakt van dat alles, omdat daar nog heel veel ego in zit. Je zoekt niet langer naar buitengewone gebedservaringen, maar ervaart een onuitsprekelijke eenheid met God in een grote sereniteit. Dit betekent niet dat zij het getijdengebed in de kapel, of vormen van geestelijke lezing af wilden schaffen. Maar wel wezen zij erop, dat het heel normaal is, als je in je persoonlijke stille uren toegroeit naar vereenvoudiging van meditatie. Dat je steeds meer behoefte krijgt aan eenvoudig stil zijn in Gods nabijheid.

In mijn boek beschrijf ik hoe deze inspiratie in de zeventiende eeuw doorwerkt onder wat men Quietisten is gaan noemen, van wie madame Guyon wel de bekendste geworden is. Zij schrijft:

Weet je, de enige manier om volmaakt te zijn is wandelen in de tegenwoordigheid van God. De enige manier waarop je kunt leven in Zijn tegenwoordigheid in ononderbroken gemeenschap is door gebed, maar wel een heel bijzonder soort gebed. Het is een gebed dat je brengt in de tegenwoordigheid van God en jou daar permanent houdt; een gebed dat ervaren kan worden onder elke omstandigheid, op elke plaats, en altijd (a.w., 3).

Ze beschrijft in het vervolg dat dit gebed op twee manieren beoefend kan worden: als een vorm van lectio divina, het biddend lezen van de Heilige Schrift, en als een vorm van contemplatief gebed. Dit laatste kan worden ingeleid met Schriftlezing die vooral bedoeld is om de geest tot rust te brengen en je open te stellen voor de aanwezigheid van God. Maar daarna laat je de tekst met rust. Je concentreert je op Gods aanwezigheid. Niet door gevoelens of voorstellingen op te roepen, maar door in geloof te vertrouwen dat je in Gods tegenwoordigheid bent. Je zult dan beslist ook een zeker besef van zijn aanwezigheid krijgen. Je denkt daar vervolgens niet over na. Het enige wat je doet is je hiervoor openstellen en ervan genieten. En als je gedachten afdwalen richt je eenvoudig je aandacht telkens opnieuw op de tegenwoordigheid van God. Het is deze elementaire vorm van contemplatief gebed die madame Guyon wilde aanbevelen. Omdat het erop leek dat zij alle andere kerkelijke vormen van devotie en meditatie naast zich neerlegde werd zij veroordeeld door de paus en de koning van Frankrijk en haar geschriften werden verboden. Maar er waren verrassend genoeg protestanten die haar visie omarmden en tot in Amerika haar boeken verspreidden.

En daarmee kom ik aan het punt: welke rol spelen meditatie en contemplatie bij protestanten? Ik ga daar in mijn boek uitvoerig op in, maar houdt het nu bij een korte beschrijving. Belangrijk is, dat Luther, die als kloosterling vertrouwd was met meditatie, altijd de meditatie heeft vastgehouden en aangeprezen.  Maar voor hem was dat dan toch vooral lectio divina, het mediteren over Bijbelse teksten. En opvallend is dat hij contemplatie afwijst. Hij verstond daaronder een soort continue sereniteit. En hij zag dat als onmogelijk, want zolang we op aarde zijn worden we altijd aangevochten en dat is ook goed, want dan vluchten we naar Gods woord toe dan ons moed inspreekt. Toch kende Luther ook de momenten dat de Geest van God je zo in beslag neemt, dat je niet langer met woorden of gedachten mediteert, omdat Gods aanwezigheid je overweldigt. Maar dat zijn momenten, in de regel moet je gewoon trouw je gebeden zeggen en mediteren over Gods Woord. Na 1600 zien we in het protestantisme allerlei vroomheidsbewegingen ontstaan. In Nederland heet die de Nadere Reformatie, in Engeland het puritanisme en in Duitsland en Scandinavië het piëtisme. In deze bewegingen werd meditatie heel erg gestimuleerd, maar dan vooral het mediteren over Bijbelgedeelten. De Bijbel was intussen in de volkstaal vertaald en door de boekdrukkunst kon ieder gezin wel een bijbel aanschaffen. Maar het was niet voldoende om zondags naar de kerk te gaan en thuis uit de Bijbel te lezen. Je moest ook persoonlijke momenten kiezen waarin je de Bijbel op je liet inwerken. Er werden allerlei hulpmiddelen voor gemaakt, meditatieboeken met allerlei suggestieve opmerkingen en vragen om je meditatie te stimuleren. Zeker, men kende ook momenten van contemplatie. Dan nam de Geest het over. Dan werd je geraakt, vervuld van een diepe eerbied, een grote vreugde. Dan legde je je bijbeltje even weg en wandelde je met God. Maar dat waren momenten die je zelf niet in de hand had. Ook waren er wel stromingen die dieper doordrongen in wat contemplatief gebed kan zijn. Mystici als de Duitse piëtist Gerhard Tersteegen, maar ook in Amerika in revivalbewegingen. Dan las men de vertaalde werken van madame Guyon, dan verdiepte men zich in mystieke literatuur, dan wees men een weg naar innerlijke verstilling.

In de loop van de twintigste eeuw gaat men zich zowel in rooms-katholieke als in protestantse kringen meer richten op die verstilling. De samenleving is druk en hectisch geworden. De mensen in de grote steden lijden aan neurosen. In de psychologie en psychotherapie gaat men op zoek naar ontspanningsoefeningen en verstillingstechnieken in oosterse vormen van meditatie en dat werkt ook door bij geestelijke leiders die deze moderne benaderingen willen toepassen in christelijke meditatie. In mijn boek beschrijf ik vooral de ontwikkelingen in Duitsland. Men ging werken met autogene training als voorbereiding op een dieper bewustzijn, maar ook mediteren over symbolen kwam op. Toch bleef in protestantse kring de nadruk op vormen van lectio divina centraal: lees in je bijbel, laat wat je leest doordringen in je geest en in je hart. Probeer open te staan voor wat God jou daarin te zeggen heeft in jouw huidige situatie, en reageer daarop met gebed. Iemand als Bonhoeffer legde hier alle nadruk op. Toch stond hij ook open voor innerlijke verstilling, waarbij je niet meer in woorden of in gedachten bidt, maar eenvoudig stil bent en ontvankelijk voor Gods nabijheid. Intussen zijn het vooral enkele Jezuïeten die ervaring opdoen met oosterse meditatie, en dan met name zen-meditatie. In mijn boek ga ik hier uitvoerig op in. Deze benadering wordt aanvankelijk in protestantse kring afgewezen. Men is bang dat een oosters wereldbeeld via deze vormen van meditatie afbreuk zal doen aan de eigen authentiek christelijk visie.  Deze kritische weerstand kom je nog steeds tegen onder protestanten, vooral in de meer orthodoxe kringen. Maar de rooms-katholieke bewegingen van de WCCM en Contemplative Outreach staan veel opener tegenover de wijsheid uit het Oosten. Dat betekent ook, dat zij meer dan binnen protestantse kringen zich richten op contemplatief gebed. Het bidden met een kort gebedswoord, ook wel mantra genoemd, wordt de centrale oefening, naast, zeker, ook lectio divina. In protestantse kring is het juist andersom: daar staat lectio divina centraal, en is contemplatief gebed veel minder verbreid.

Geldt dit ook voor Vacare? Toen we in 2007 Vacare oprichtten, deden we dat in een oecumenische geest. We wilden ons baseren op de grote 2000 jaar oude traditie van christelijke meditatie. We baseerden ons op drie grondvormen van meditatie: lectio divina, beeldende meditatie zoals door Ignatius ontwikkeld en dus ook wel ignatiaanse meditatie genoemd, en contemplatief gebed. Mijn eigen ontwikkeling op het gebied van meditatie speelde daarin door: ik begon te mediteren met een Lutherse vorm van lectio divina. Later ontdekte ik de weldaad van Ignatiaanse meditatie, waarbij je mediteert met innerlijke beelden. En contemplatief gebed beoefende ik vooral in de vorm van het Jezusgebed, maar later ook met behulp van een gebedswoord. In de trainingen die we als Vacare gaven legden we ook nadruk op deze drie vormen. We stonden ook zeker open voor oosterse invloeden. Vooral in de betekenis van lichaamshouding, fysieke ontspanning, een goede ademhaling. De nadruk kwam bij Vacare vooral te liggen op het stimuleren van groepsvormen van meditatie. We trainden predikanten en kerkelijk werkers, later ook wel niet-theologen, in het leiden van meditatiegroepen. En daardoor ontdekten we ook allerlei groepsgerichte meditatieve vormen, zoals meditatief dansen of bewegen, meditatief wandelen, meditatief schilderen of andere vormen van meditatief creatief werken. Onze protestantse achtergrond bracht met zich mee, dat we geen hiërarchische organisatie werden. We vormden wel een netwerk, maar het bestuur kon niet bepalen hoe men in Nunspeet of Middelburg ging mediteren. We schreven ook niet bepaalde vormen van meditatie voor, maar boden allerlei vormen aan. Daar zit ook wel een zwakke plek, vergeleken met bijvoorbeeld de WCCM. We hebben wel boeken geschreven die mensen hielpen om persoonlijk te mediteren. Ik denk aan het boek van Alberte van Ess, Het ritme van de tijden, of aan de kleine gids van Lex Boot. Maar we hebben niet, zoals in de WCCM, gezegd: probeer elke dag tweemaal twintig minuten te mediteren met behulp van een mantra en doe dat ook elke week in een groep. We zijn altijd huiverig geweest om zulke dingen als norm te verheffen, en dat is zeker iets protestants. Maar misschien hebben we daardoor teveel ruimte gegeven aan vrijblijvendheid. Maar ook richting de WCCM heb ik een kritische vraag: met zoveel tijd die gevraagd wordt voor contemplatief gebed, waar blijft er nog ruimte voor lectio divina? Of voor ignatiaanse meditatie, wat ook vaak een verwerking is van Bijbelse teksten.

In  mijn eigen proces van nu bijna 40 jaar mediteren heb ik gemerkt dat ik niet zoveel behoefte meer heb aan tekstmeditatie of ignatiaanse meditatie. Ik heb vooral behoefte aan verstilling. Soms doe ik dat door maranatha te reciteren, of een ander ‘sacred word’. Ik heb ook niet meer zo vaak bijzonder sterke ervaringen. Ik zoek ze ook niet. Maar ik wil mij eenvoudig openstellen voor het goddelijk mysterie. Toch houd ik behoefte aan een korte lezing van een bijbeltekst, vaak maar een tekst en laat die even bij mij binnenkomen. Soms heb ik dat ook echt nodig. Want dan ben ik bezorgd over iets, of bang voor iets of in verwarring over iets. En dan komt zo’n bijbeltekst soms echt bij mij aan en raakt me dan. Zulke momenten zijn me kostbaar. Daarom zou ik contemplatief gebed nooit helemaal los willen maken van lectio divina. Ik zou het belangrijk vinden als wij vanuit Vacare en de WCCM eens nadachten over hoe we met deze verbinding tussen lectio en contemplatief gebed kunnen omgaan en hoe we mensen kunnen helpen om zelf hun weg te gaan in persoonlijke meditatie. Kun je daarbij toch een eenvoudige vorm aangeven, als houvast en ook als verbindende factor? Een vorm waarin meditatie en contemplatie met elkaar verbonden zijn?